Ouderplatform Midden-Holland 

Y.Muijs

NVA Limburg/Auti-Treff 

Marga Houben 

 

Reactie Initiatiefwetsvoorstel -van-wet-leerrecht  

 

Om het Recht op Onderwijs voor ieder kind toegankelijk te maken is het belangrijk dat de Leerplicht omgezet wordt naar Leerrecht. Het implementeren van deze wetgeving is bewerkelijk en zal zorgvuldigheid van de partijen vergen. In veel opzichten vinden wij ons in het Leerrecht, maar niet in het implementeren van de jeugdarts om de volgende redenen. 

 

In het kader van een ontwikkelingsbedreiging wordt in heel veel gemeenten een (dreigende) uitval van leerlingen gemeld bij de jeugdarts. Scholen in gemeenten hebben hierover convenanten afgesloten om (dreigende) uitval te voorkomen. Bijv. de MAS, de M@zl, Gelijke Kansen Alliantie waar een jeugdarts al geïmplementeerd is. Samenwerkingsverbanden zijn in heel veel gemeenten op de hoogte van de integrale aanpak waar de jeugdarts bij betrokken is. Hierdoor zien wij dat gemeenten de verantwoording nemen voor de uitvoering van de jeugdgezondheidszorg in het formuleren van maatregelen tegen gezondheidsbedreigende factoren in het sociale, pedagogische en fysieke milieu van de leerling in de schoolomgeving. In de praktijk betekende dat voor heel veel ouders dat ze met dwang en drang geconfronteerd werden, kregen vaak een zorgmelding of ze kregen niet de juiste hulp/onderwijs met alle gevolgen voor het kind en gezin van dien. 

 

In het onderwijsgebied zijn het vaststellen van (vroeg)signalering en tegelijkertijd de rol van toezichthouder twee verschillende belangen. Door de verschillende werkzaamheden (https://ajnjeugdartsen.nl/de-jeugdarts/wat-doet-de-jeugdarts/) die een jeugdarts in zijn vakgebied heeft, is hij bekwaam in de analytisch/(vroeg)signalering en kindzorg basis. Wanneer een kind niet de normale route in de ontwikkeling bewandelt, verwijst de jeugdarts naar een specialist. Het tijdig inlichten van een jeugdarts bij (dreigende) uitval heeft dan ook geen enkele (vroeg)signalerende functie, en is een bemoeizorg die weinig positieve effecten laat zien. Wanneer een kind dreigt uit te vallen is het stadium van (vroeg)signaleren al gepasseerd. 

De zorgroute van kinderen verloopt via de gemeente. Dit zijn lange processen die niet verkort worden door het wettelijk implementeren van een jeugdarts. Met het bekleden van de rol als toezichthouder mist de jeugdarts een koppeling te maken met het cognitieve vermogen en met de zorg voor het kind. De vergelijking naar artikel 5 van Wet publieke en gezondheid zaken in de ”Memorie van toelichting II. Achtergrond 7 Voorstel“ om op deze manier een jeugdarts in te zetten heeft als voorwaarde dat de jeugdarts zich bekwaamd in het cognitieve vermogen van een kind in verhouding tot de zorg. Tot op heden heeft een jeugdarts dit niet in zijn opleiding gekregen. De jeugdarts is dan ook niet in staat om een goede afweging te kunnen maken tussen een behandelaar en school wanneer deze kennis ontbreekt. Welke onderwijsmogelijkheden zijn er specifiek en welke zorgondersteuning kan geboden worden. Een jeugdarts kan dan ook alleen een afweging maken waar hij of zij voor opgeleid is. 

De jeugdarts heeft de rol van schoolarts. Wanneer een jeugdarts de rol moet krijgen net zoals een bedrijfsarts voor medewerkers, dan is dit een adviserende rol en valt de informatieverstrekking onder het medisch beroepsgeheim. De werkgever wordt alleen op de hoogte gesteld van het re-integratiebeleid. De werknemer kan zich hier dan ook beroepen op het arbeidsrecht. In de praktijk hebben ouders en kind bij (dreigende) uitval op school minimaal recht (artikel 247 BTW 1) en dit is zeker niet met de rechtspositie van een werknemer zoals in het arbeidsrecht te vergelijken. Wanneer de jeugdarts een onafhankelijke positie krijgt, zou de rechtspositie van ouder en kind versterkt moeten worden. Echter komt dit bij deze wetgeving niet naar voren. 

De suggestie werd gewekt dat de informatievoorziening van een jeugdarts onder het medisch beroepsgeheim gaat vallen, iets wat in onze ogen praktisch onmogelijk is. Allereerst door de verschillende rollen die een jeugdarts bekleedt, maar ook de bekostiging van het onderwijs of het ontheffen van de leerplicht zijn vaak niet zonder medische informatievoorziening te verkrijgen. Wanneer een jeugdarts een zorgaanvraag doet heeft deze ook een informatieplicht naar de gemeente.  

De informatieverstrekking in de werkomgeving en de informele overleggen hebben dan ook vaak geen toestemming nodig. In deze wetgeving is de positie van jeugdarts niet duidelijk. Hiermee wordt bedoeld dat het niet duidelijk is of hij in het kader van een doorzettingsmacht de mogelijkheid krijgt hier overstijgend te handelen. Met als gevolg op deze wijze de rechtspositie van kind en ouder te kunnen ontnemen. 

Door de maatschappelijke rol zien we in de praktijk zelden dat een jeugdarts een actieve rol speelt bij een gezondheidsbedreiging van een enkel kind op school. De rol van de maatschappij heeft dan ook een hogere positie als het enkele kind. Hier is dan ook geen sprake van dat de doorzettingsmacht onafhankelijk is, en wordt aangestuurd door de behandelaar van de jongeren. In de praktijk is het juist dat heel veel jeugdartsen de adviezen van behandelaars naast zich neer leggen en hierdoor een kind gedwongen wordt en daarmee schade oploopt. Soms zo veel schade dat schoolgang niet meer mogelijk is. 

Door de verschillende rollen die een jeugdarts bekleedt, is de toegang van informatievoorziening niet altijd onder het mom van medisch beroepsgeheim te vinden. De weg voor een tuchtklacht is dan ook alleen open wanneer er foutief gehandeld of beoordeeld wordt op medisch gebied. Door de jeugdarts te gaan implementeren in deze wetgeving vervalt het medisch beroepsgeheim. Omdat de jeugdarts geheel een “onafhankelijke rol” gaat bekleden en als toezichthouder in het onderwijsgebied functioneert. Hierdoor mag hij in zijn werkdomeinen informatie verstrekken, dat kunnen nog meerdere domeinen zijn. Voor de toegang van het dossier van de leerling en zijn gezin hoeft in zijn werkomgeving geen toestemming gevraagd worden. Ouders en kind wordt een arts voorgespiegeld die niet in functie van een uitoefenende arts is en hierdoor het recht naar de tuchtregeling ontnomen wordt. Dit is heel misleidend. Daarnaast door het bekleden van de verschillende rollen van een jeugdarts worden vele tuchtzaken door ouders niet gewonnen. In de praktijk zijn hier genoeg voorbeelden van. 

Tot slot door de wettelijke meldingsplicht bij de jeugdarts worden ouders en kind de vrije artsenkeuze ontnomen waar ze wettelijk gezien verantwoordelijk zijn voor het welzijn en de ontwikkeling van hun kind. Met dit wetsvoorstel komt er een verplichting om met een jeugdarts samen te werken en gehoor te geven aan zijn doorzettingsmacht. Als ouder heb je dan niet meer de keuze. Het ontbreekt bij deze doorzettingsmacht aan de juridische bijstand van het kind/ouder. 

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *